Verslag | Nacht van CollectieveKracht

1100 keer bekeken 0 reacties

De Nacht van CollectieveKracht, het eerste fysieke evenement van CollectieveKracht, vond plaats op vrijdag 16 september, 2022, op de campus van de Erasmus Universiteit. Lees hier het verslag van de dag.

De Nacht van CollectieveKracht ging over de zoektocht van burgercollectieven in verschillende stadia van hun ontwikkeling. Blauwdrukken voor succes zijn er niet; wel leerzame ervaringen over wat wel en wat niet werkt. Onder het motto ‘Zonder wrijving geen glans: Werken aan vertrouwen in burgercollectieven’ vertelden negen burgercollectieven over hun zoektocht, met aandacht voor successen en teleurstellingen. Ook namen de aanwezigen enthousiast deel aan verschillende workshops, lezingen en het slotdebat. Een verslag.

 

 

 

 

In een bijzondere mix van lezingen en workshops gingen wetenschappers, ambtenaren, financiers en burgercollectieven tijdens de Nacht van CollectieveKracht in op verschillende thema’s. Dit verslag is opgebouwd rond zes inhoudelijke thema’s die in verschillende onderdelen van het programma aan de orde zijn gesteld. Stuk voor stuk zijn het aandachtsvelden voor praktijk en onderzoek. Per thema is een korte beschouwing te lezen, met verwijzingen naar onderdelen van het programma. Die thema's zijn:

  1. Behoud van eigenheid en autonomie
  2. Gemeenschapsvorming en gebiedsgericht werken
  3. Waarden en drijfveren
  4. Sociale inclusie en diversiteit
  5. Strategieën van groei en samenwerking
  6. Externe relaties

De verhalen van burgercollectieven en reflecties van wetenschappers hebben behalve bovengenoemde thema’s en aandachtspunten in algemene zin laten zien dat de beweging van burgercollectieven belangrijke bijdragen levert aan de oplossing van maatschappelijke vraagstukken.

  • Vertrouwenscrisis overheid/ politiek – samenleving: burgercollectieven versterken de maatschappelijke democratie en dat mag beter zichtbaar worden.
  • Actuele en toekomstige geopolitieke vraagstukken: de trend is meer zelf en meer lokaal (energie, voedsel).
  • Klimaat, stikstof, natuur: voedselgemeenschappen, gebiedscoöperaties, publiek-collectieve samenwerkingsverbanden zijn het stadium van experiment voorbij.
  • Sociaal welzijn, armoedecoöperatie bestrijding en solidaire financiering: zorgcoöperaties, burgerinitiatieven in dorp, wijk en buurt, sociale ondernemingen en sociale coöperaties zijn onmisbaar voor kwetsbare mensen.

The next big thing will be a lot of small things” (Thomas Lommée, 2015)

De tijd is rijp om als beweging van collectieven het licht niet langer onder de korenmaat te steken maar juist het volle licht van de publieke schijnwerpers op te zoeken. Het kennisplatform CollectieveKracht pakt deze handschoen op samen met de aangesloten burgercollectieven, ambtenaren, ambtenaren en financiële experts. In samenspraak worden uitdagingen opgepakt, kennis uitgewisseld en instrumenten ontwikkeld waarmee de veerkracht en bestendigheid van zowel de individuele burgercollectieven als de beweging van die collectieven versterkt kunnen worden.

Tine de Moor noemde in haar key-note de volgende sectoroverstijgende aandachtspunten met hoge prioriteit:

  • Maak je burgercollectief zichtbaar, toon waar je mee bezig bent
  • Verbindt de netwerken over de sectoren heen
  • Focus op de beweging van organisaties met eenzelfde manier van werken, niet zozeer die van actieve burgers
  • Ga voor samenwerking tussen coöperaties
  • Probeer onderlinge conflicten te vermijden, door bijvoorbeeld te kiezen voor multi-purpose organisaties

*Heb je het evenement gemist? Of wilde je eigenlijk bij meerdere onderdelen tegelijkertijd zijn? Niet getreurd! Meerdere sessies zijn opgenomen. Ook kun je de getoonde presentaties downloaden (in PDF) en de ludieke cartoons bekijken.


1. Behoud van eigenheid en autonomie

Behoud van eigenheid en autonomie is een terugkerend thema voor veel verschillende burgercollectieven. Grofweg gaat het over twee typen uitdagingen. De eerste betreft de specifieke vorm van governance, de tweede gaat over het vasthouden van principes en uitgangspunten. Zo vertelde Jacques Giesbertz (Burgers en Heerlen Noord) over de zoektocht naar een passende vorm van governance waarbij bewoners aan het roer staan.

De zogenaamde hybride organisatievormen – wijkcoöperatie of wijkbedrijf; sociale coöperatie of sociale onderneming – staan in hun ontwikkelingsproces voortdurend onder druk om niet van de wijs te raken omdat externe partijen (overheden, financiers) de gekozen organisatievorm niet (voldoende) herkennen. Soms leidt dat tot definitieve aanpassingen zoals bij de WIJkcoop010 van Jan Lemmers dat zich mede op voorstel van de gemeente Rotterdam als wijkbedrijf manifesteert.

Behoud van eigenheid en autonomie is bijna altijd een issue bij externe financiering. Financiers oefenen via hun voorwaarden vaak (onbedoeld) druk uit op burgercollectieven om aanpassingen in governance of werkwijzen door te voeren. Zorgcoöperatie Anna Zorgt heeft zich hiertegen succesvol geweerd door strak vast te houden aan haar kernwaarden.

2. Gemeenschapsvorming en gebiedsgericht werken

Waar burgers samen iets organiseren, gaat het al gauw over begrippen als gemeenschap en gemeenschapsvorming.  In de wereld van burgercollectieven gaat het over verschillende betekenissen van gemeenschap. Een eerste is een klassiek sociologische die teruggaat op het territoriale principe: de bewoners van een dorp, wijk of buurt. Dit is terug te zien bij zorgcoöperaties, buurt-, wijk- en dorpscoöperaties. Ina Horlings benadrukt een andere betekenis, gerelateerd aan de Engelstalige begrippen ‘place-making’ en ‘place-shaping’: een gemeenschap als een relationeel netwerk dat zich vormt via actie en samenwerking.

Roland Kluskens, gemeente Arnhem: “Het Spijkerkwartier in Arnhem zien we niet als een postcodegebied of een stip op de kaart”.

Een gemeenschap is vanuit dat perspectief  een arena van opinies, waarden en belangen; een knooppunt van lokale en globale relaties, waar mensen een ‘sense of place’ en een ‘sense of belonging’ aan ontlenen. Het gaat dan over het ontwikkelen van dynamische, vindingrijke en veerkrachtige (resourceful) gemeenschappen waar groepen burgers hun eigen plek vormgeven en als collectief willen bijdragen aan maatschappelijke transformaties.

De Herenboeren coöperaties geven een treffend voorbeeld. De uitspraak van Zaza Versteeg: “er is geen ‘jullie’, er is alleen een ‘wij’ in onze coöperatie”, duidt er op dat er heel wat bij komt kijken om de 200 leden-huishoudens zo te laten samenwerken dat ze uiteindelijk de gemeenschap vormen die de coöperatie in beginsel wil zijn.

Bram van Helvoirt over Herenboeren als een gemeenschap: “Het runnen van zo’n boerderij als collectief is heel veel werk. Niet alleen op het land maar ook tussen de mensen. Het is een langdurig proces, geen quick fix”.

Het ‘gebiedsgericht werken’ is een aanpak die momenteel door overheden gepropageerd wordt in beleid met betrekking tot grote maatschappelijke uitdagingen rond klimaat, energie en leefomgeving. Een van de uitganspunten daarbij is de samenwerking van alle bij het gebied betrokken stakeholders: van individuele burgers tot burgercollectieven, bedrijven, kennisinstellingen tot overheden. Deze ‘community-led governance’ zou voor draagvlak en actieve betrokkenheid zorgen en op de lange termijn meer impact hebben. Op het gebied van energie is in dit opzicht een stap gezet door in de Regionale Energie Samenwerking (RES) de ruimte en de inbreng (50%) van energiecoöperaties structureel op te nemen. Gebiedscoöperatie Buijtenland van Rhoon is een pionier in dat gebiedsgericht werken.

Anja Jongejan over de aanpak van Buijtenland van Rhoon: “Samen willen we laten zien dat natuur, recreatie en landbouw heel goed samengaan”.

Anja Jongejan noemt als uitgangspunt bij het in balans brengen van de uiteenlopende belangen van natuur, landbouw en recreatie het zoeken naar een basis van gedeelde waarden, uitgewerkt in een streefbeeld voor het gebied over tien jaar, Essentieel is de besluitvormingsmethode op basis van consent.

 

3. Waarden en drijfveren

Waarden geven antwoord op de vraag naar het ‘waarom?’. Op het niveau van een burgercollectief varieert het antwoord op die vraag van enerzijds het praktische nut ‘leveren van kwalitatief goede producten tegen een concurrerende prijs’ tot anderzijds het idealistische ‘we willen de wereld veranderen’. Tussen die twee uitersten bewegen allerlei varianten: geen fossiele maar alternatieve energiebronnen, transformatie van het voedselsysteem, zorg op maat en dichter bij de mens, gelijkheid en rechtvaardigheid in de sfeer van arbeid en wonen, etc. Bij de start van elk burgercollectief vormt het antwoord op het ‘waarom’ een eigen ‘narratief’ waarmee medestanders gemobiliseerd kunnen worden, of dat nu potentiële leden of externe financiers zijn.

Om individuele burgers mee te krijgen in transities en te motiveren om zich aan te sluiten bij een gemeenschap is een waardengerichte benadering van belang. Joke Kort en Annemarie Mink van TNO introduceerden het VUX (Value-based User eXperience) framework aan de workshop deelnemers. Deze methode laat zien hoe in wervings- en communicatiecampagnes de collectieve waarden van bijvoorbeeld een energiegemeenschap (eigen opwek en gebruik) te verbinden zijn met de individuele waarden van burgers (autonomie).

Als het gaat over de pioniers van een burgercollectief of over leiderschap komen meestal individuele drijfveren en waarden in het vizier. Het zijn gangmakers die door idealen en waarden gedreven worden en volgers meekrijgen of het zijn roergangers die te weinig bezieling aan de dag leggen en anderen niet of nauwelijks weten te begeesteren. Karin Rienstra van Haven5 noemt de Theorie-U van Otto Scharmer als belangrijke inspiratiebron voor waardengedreven (persoonlijk) leiderschap. Mireille van Gorkum en Ben Lachhab van de Participatie Keuken in Den Haag benadrukken eveneens dat dit type persoonlijk leiderschap onmisbaar is voor de start en ontwikkeling van hun initiatief.

Voor Zaza Versteeg van Herenboeren Duinstreek en Herenboeren Nederland is de intrinsieke motivatie van leden en bestuurders een voortdurend aandachtspunt.

Zaza Versteeg: “Je moet het echt doen vanuit intrinsieke motivatie en ons concept vraagt om een manier van denken die anders is dan we gewend zijn”.

De transitie die herenboeren beoogt begint op persoonlijk niveau en dat gaat gepaard met ongemak en onwennigheid over bijvoorbeeld het niet jaar rond beschikbaar zijn van bepaalde producten en over het omgaan met de wisselvalligheid van de natuur. De uitdaging is om iedereen mee te krijgen in nieuwe overtuigingen en waarden rond voedselproductie en –consumptie.

Bram van Helvoirt: “Als de leden dit doormaken, dan is waarschijnlijk het effect dat zij deze ervaring verder trekken dan alleen hun Herenboerderij”.

Een soortgelijke ervaring geldt voor wooncoöperaties waarbij leden al werkende weg een samenspel ontwikkelen vanuit gedeelde waarden over wonen, zorg en gemeenschapsvorming.

4. Sociale inclusie en diversiteit

Alle burgercollectieven in het sociale domein hebben direct of indirect te maken met sociale inclusie. Jessica de Ruijter van Lansco ziet inclusie als een primaire doelstelling van sociale coöperaties. Sociale coöperaties willen burgers die op een of andere manier buitengesloten zijn actief bij de samenleving betrekken, bijvoorbeeld door ze kansen te bieden om een vak te leren of ondernemer te worden. Sociale ondernemingen in de vorm van gemeenschapsbedrijven doen dat weer op een andere manier: ze creëren werkgelegenheid zoals het buurtgroenbedrijf of het buurtbaanbureau in het Arnhemse Spijkerkwartier. Of ze proberen via directe contacten en netwerken wijkbewoners te bewegen om mee te doen aan de energietransitie en organiseren hulptroepen en middelen om verduurzaming van woningen te realiseren.

Bij initiatieven als HAVEN5 en De Participatie Keuken betekent sociale inclusie vooral werken van onderaf, geen drempels opwerpen om mee te doen en welkom aan iedereen HAVEN5 positioneert zich als ontmoetingsplaats en kraamkamer van nieuwe ideeën en initiatieven in Huizen. De aanschuiftafels van De Participatie Keuken brengen overal in de stad mensen samen rond eten en hoopt op een olievlekwerking. “Van overleven naar samenleven” is een van de motto’s van De Participatie Keuken van pioniers Ben Lachhab en Mireille van Gorkum.

Ben Lachhab: “Mensen emotioneel raken door te doen wat we zeggen”.

Gebruik de kracht en de kunst van dialogen” zegt Jacques Giesbertz van Burgerinitiatief Heerlen Noord om mensen die zich niet gezien en gehoord voelen toch een stem te geven. Dat is precies ook waar volgens Esmeralda van der Naaten haar organisatie Meetellen voor staat en ook in eigen werking in praktijk probeert te brengen. Ze houdt een pleidooi om op een participatieve en actieve manier onderzoek te doen, samen met de ‘vergeten’ doelgroep van burgers die langdurig ondersteuning nodig hebben, te kampen hebben met lichamelijke of geestelijke klachten, schuldproblemen hebben of eenzaam zijn. Sociale inclusie en diversiteit betekent zo het versterken van empowerment en participatie van die burgers door ze te betrekken bij beleid via testpanels, impactmetingen en advies.  

Tegelijkertijd zijn sociale inclusie en diversiteit verworden tot ‘buzz-woorden’ die als maatstaf gebruikt worden in beoordelingen en impactmetingen van burgercollectieven. Overheden en ook financiers vragen naar de representativiteit en legitimiteit: wie vertegenwoordigen jullie eigenlijk als burgercollectieven of wie sluiten jullie uit? En daarnaast vaak de stereotypering in de media dat burgercollectieven een zaak zouden zijn van een kleine minderheid van relatief welgestelde witte mannen van middelbare leeftijd en ouder. “Hoe representatief of inclusief is die overheid of bank zelf”, klinkt dan als een te gemakkelijk verweer.

 

5. Strategieën van groei en samenwerking

Een cruciale vraag voor elk collectief is: hoe groot wil je worden qua aantal leden en bereik? Een tweede hiermee samenhangende vraag betreft de groei en samenwerking van soortgelijke burgercollectieven over lokale of regionale grenzen heen.

Tine De Moor sprak over schalingsstrategieën van burgercollectieven door de tijd heen. In de eerste golf (middeleeuwen) van markegenootschappen en gilden leidde snelle groei van leden tot splitsing en specialisatie. Voordeel hiervan was dat het collectief dichtbij de noden van de leden bleef; nadeel was de kwetsbaarheid voor externe shocks en de overheid. Tijdens de tweede golf (1880 -1920) van vooral agrarische coöperaties en onderlinges overheerste een strategie van fuseren en centralisatie. Voordeel was het realiseren van meer kritische massa; nadeel van leden op grotere afstand was het verlies van verbondenheid. Tenslotte komt in de huidige derde golf in de ontwikkeling van burgercollectieven een netwerkstrategie naar voren. Kenmerkend is een polycentrische structuur waarbij de collectieven met elkaar verbonden zijn maar wel een bepaalde mate van autonomie houden. Voordeel is dat de burgercollectieven dichtbij de noden van hun leden blijven en tegelijkertijd samen een sterke beweging kunnen vormen; nadeel dat er nauwelijks sprake is van sectoroverstijgende kennisdeling.

Verschillende bijdragen gingen expliciet in op vraagstukken rond schaalgrootte en samenwerking. Trevor James presenteert Cooplink als de landelijke netwerkorganisatie van en voor wooncoöperaties in Nederland, met ruim 50 leden en nog eens 150 die ook gebruik willen maken van diensten op het gebied van kennis en belangenbehartiging. Vergelijkbare sectorale netwerkorganisaties zijn er ook op het gebied van zorg en sociaal welzijn, energie en sociale coöperaties.

Trevor James: “We hebben vijf type leden waarvan er twee een schaalbaar model hebben."

Coöperatie Stationspark Deurne is tot nu toe een unieke, plaatsgebonden organisatie. Michel Lintermans vertelt over de ‘trial en error’ ontwikkeling van deze multi-stakeholder coöperatie. Het uiteindelijke succes heeft geleid tot belangstelling voor het concept bij overheden en vanuit stationsgebieden in andere plaatsen. De vraag is nu: is het Deurnese concept repliceerbaar en schaalbaar en wie neemt daarbij het initiatief? De initiatiefnemers in Deurne willen wel.

De Participatie Keuken is uitgesproken over haar schalingsstrategie: hoe meer aanschuiftafels verspreid over Den Haag of elders, hoe beter. Zelfsturing is het devies. Dat ligt anders bij Herenboeren die in zekere zin volgens een franchisemodel werken en zo voor een versnelling willen zorgen in de ontwikkeling van een nieuw voedselsysteem. De praktijk leert dat de door Herenboeren Nederland opgestelde principes wel onbesproken zijn maar dat de praktische vertaling ervan per lokale herenboerderij kan variëren. De ene boerderij kan bijvoorbeeld besluiten om sterker in te zetten op plantaardige productie. Ook de procesmatige adviezen en instructies vormen geen keurslijf: lokale omstandigheden kunnen tot andere keuzes leiden. Deze structuur geeft ruimte aan het benutten van lokale innovatiekracht door van elkaar te leren en kennis tussen de verschillende lokale boerderijen te delen.

Bram van Helvoirt: “Bij Herenboeren gaat het over een polycentrisch besturingsmodel, want er is sprake van autonomie van het lokale initiatief maar binnen vaste kaders”.

Ina Horlings noemde in vogelvlucht nog een ander wetenschappelijk perspectief op schalingsstrategieën, een dat te maken heeft met keuzes inzake ontwikkeling en impact. ‘Scaling up‘ staat voor het klassieke model van groei van productie, leden of capaciteit. Dat kan dan door geografische verspreiding, fusies en overnames of een franchisemodel. ‘Scaling deep’ is gericht op verandering van waarden, het overtuigen van anderen. Een goed verhaal en een uitgekiende communicatiestrategie helpen hierbij. Veel burgercollectieven op het gebied van energie en zorg zitten op deze lijn, net als Herenboeren. Ze streven uiteindelijk naar een maatschappelijke transitie (weg van fossiele energie, zorg dichtbij huis, duurzame lokale voedselproductie en – consumptie). ‘Scaling out’ betekent dan focus op verspreiding van ervaringen en transfer van kennis. Stationspark Deurne staat nu voor deze keuze: wil het ervaringen delen en controle uit handen geven? Tenslotte staat ‘scaling down’ voor afschalen als keuze: kleiner worden en blijven, de organisatie stabiliseren of bijvoorbeeld kiezen voor een meervoudig doel of voor horizontale integratie met andere burgercollectieven die in de nabijheid op een ander terrein actief zijn. Jasper Klapwijk maakt zich hier sterk voor en belicht de samenwerking van Energiecoöperatie Zuiderlicht en Wooncoöperatie de Nieuwe Meent in Amsterdam.

6. Externe samenwerking

Als er een thema is dat in alle onderdelen van het programma terugkwam, is dat externe samenwerking wel. Overheersend daarbij is de samenwerking van burgercollectieven met overheden. Wat meteen opvalt is de diversiteit aan relaties. Voor WijkCoop010 is de gemeente opdrachtgever voor het wijkbedrijf en daarmee in zekere zin redder van een zoekende coöperatie. Energiecoöperatie Zuiderlicht werkt met de gemeente als opdrachtgever en zakenpartner omdat ze daken van publieke gebouwen ter beschikking stelt voor het leggen van zonnepanelen. Zorgcoöperatie Anna Zorgt heeft het voor elkaar gekregen dat de gemeente twee betaalde krachten financiert. Bij de Stadswormerij Amersfoort van Edgar van Groningen ligt het weer anders: de gemeente heeft voor beperkte tijd een gebouw ter beschikking gesteld. Gebiedscoöperatie Buijtenland van Rhoon bestaat bij de gratie van de provincie die na een lang en ingewikkeld traject de bewoners zelf de inrichting van het gebied in handen heeft gegeven. Burgers en Heerlen-Noord heeft te maken met een overheid die via een bestuurlijke alliantie gebonden is aan een Rijksprogramma. In die context valt het niet mee om als initiatief de gebruikelijke bestuurlijke, politieke en juridische paden te bewandelen. “Gewoon beginnen, maak je onmisbaar” is dan de keuze. Kortom de relaties met de overheden gaan over subsidies, investeringen, grond, gebouwen, vergunningen, wetten en regels, beleidskeuzes en zeggenschap.

Jacques Giesbertz: “Er valt veel te leren van het carnaval, want dit is een feest waarbij de rollen omgedraaid zijn: de bewoners maken het feest en het gemeentebestuur trekt zich een paar dagen terug”.  

Ten aanzien van de relatie burgercollectieven – overheden is behalve veel ervaringskennis ook veel wetenschappelijke kennis voorhanden. De uitdagingen die in ons onderzoeksrapport ‘Krachtiger als Collectief’ zijn vastgesteld worden in grote lijnen herkend en gedeeld. Er lijkt nu ruim twee jaar later sprake te zijn van een lichte kentering in de thematiek, alleen al omdat steeds meer gemeenten en ook burgercollectieven de botsing van instrumenteel-bestuurlijke en procesmatige logica’s beter herkennen. “Strijd helpt niet, wapens afleggen, want we willen het graag voor mekaar krijgen; denk eens mee!” zegt Jasper Klapwijk van Energiecoöperatie Zuiderlicht. Om te vervolgen met: “Bedenk dat mensen ‘in het systeem’ het niet persé eens zijn met hoe het ‘systeem’ werkt en zelf best open staan voor verandering. Ook uit het verhaal van Michel Lintermans over Stationspark Deurne blijkt dat burgercollectieven zich allengs minder storen aan dit zwart – wit denken en dat overheden en andere instellingen minder onwillig en formalistisch zijn.

Een gedeelde ervaring is dat volharding en rug recht houden helpen om bestuurders en ambtenaren achter de muren van het stadhuis vandaan te halen. Voor beide partijen geldt: start de relatie niet met wantrouwen en leun niet alleen op dat ene persoonlijke contact van een bestuurder van een collectief met een wethouder of ambtenaar. In zijn afsluitende bestuurskundige reflectie bevestigt Philip Karré dat het zaak is om verschillen in logica’s productief te maken en om spanningen die het gevolg hiervan zijn te overbruggen door bijvoorbeeld professionele wijk- en of dorpsondersteuners. Dus, werken aan de relatie, want 'zonder relatie geen prestatie'! 

Philip Karré: “Zie het als een soort relatietherapie en een gezamenlijk leer- en ontwikkeltraject met als basis leren verplaatsen in de ander”.

 

 

 

Verder kijken/lezen

Afbeeldingen

0  reacties

Cookie-instellingen